Een bibliotheek van gesteente
In een nieuwe opslag in het Waalse Aubel verzamelt het Projectbureau Einstein Telescope – Euregio Maas-Rijn alle bodemmonsters uit het bodemonderzoek in het zoekgebied voor de telescoop. Dit ‘kernhuis’ wordt een waardevolle informatiebron voor geologen, denkt geoloog Geert-Jan Vis.
Aardwetenschappers zoeken met een reeks boringen naar de beste locatie voor de ondergrondse Einstein Telescope in het grensgebied van België, Nederland en Duitsland. Om het opgeboorde gesteente veilig te bewaren en te onderzoeken opent het Einstein Telescope-team een opslag in het Waalse Aubel. Geoloog Geert-Jan Vis (Geologische Dienst Nederland, onderdeel van TNO) neemt deel aan het project en vertelt over de nieuwe behuizing.
Wat is dat, een kernhuis?
“Met onze boringen halen we honderden ‘kernen’ uit de grond, staven gesteente van een meter lang. Vergelijk het met het klokhuis van een appel, dat je uitsteekt met een appelboor. Het kernhuis in Aubel is een opslag voor deze boorkernen. Zie het maar als een bibliotheek voor gesteente. In een gebouw van 27 meter lang komen stellingkasten waarin je van elke boring alle kernen op volgorde hebt. Bijvoorbeeld uit de boringen van E-TEST in Banholt, Cottessen en Aubel. Maar ook van toekomstige boringen.”
Waarom in Aubel?
“Aubel ligt mooi centraal in het zoekgebied voor de Einstein Telescope, zodat we de kernen makkelijk van boorlocaties hierheen kunnen brengen. En we zitten vlakbij laboratoria van universiteiten als Luik en Aken, waar we het opgeboorde materiaal in de toekomst willen onderzoeken.”
Wat gebeurt er met die stukken steen als ze binnenkomen?
“Eerst gaan we ze controleren, labelen, registreren en fotograferen, volgens de administratiemethode van TNO. We willen ook workshops organiseren met geologen en geotechnici. Dan leggen we kernen van verschillende boringen naast elkaar en gaan we kijken: is dit wat we verwachten? Of zijn er verrassingen?”
Wat maakt dit gebied interessant voor de Einstein Telescope?
“In dit grensgebied komen oude, sterke gesteentelagen dicht aan het oppervlak voor, bijvoorbeeld zandsteen uit het Famennien-tijdperk. Dat sterke gesteente van zo’n 370 miljoen jaar oud lijkt goede eigenschappen te hebben om de Einstein Telescope in te bouwen. Daarbovenop ligt in dit gebied 70-80 miljoen jaar oude kalksteen, beter bekend als mergel, een zacht gesteente dat trillingen van het oppervlak door menselijke activiteit dempt.”
Als we dat al weten, waar zijn dan de boringen voor nodig?
“We willen nóg beter begrijpen hoe de aardlagen lopen. Die aardlagen liggen namelijk niet overal even diep, ze golven als het ware op en neer. Om tunnels te plannen wil je exact kunnen voorspellen waar je welke lagen tegenkomt en welke eigenschappen die hebben. Sterkte, doorlaatbaarheid voor water, breukgevoeligheid: de enige manier om dat te bepalen is met boringen.”
Hoe raakte je bij dit project betrokken?
“Mijn thuisbasis is het kantoor van de Geologische Dienst Nederland in Utrecht, waar we de geologie van heel Nederland bestuderen. In 2017 was ik al in Zuid-Limburg voor onderzoek aan kalksteen, voor grondwater, toen ik hoorde dat vakgenoot Bjorn Vink bodemonderzoek deed voor de Einstein Telescope. Zoals dat gaat zoek je elkaar dan op om informeel bij te praten en informatie te delen. TNO doet sinds kort ook officieel mee aan het bodemonderzoek voor de Einstein Telescope, dus het lag voor de hand dat ik mee ging doen.”
Best een reis, van Utrecht naar Zuid-Limburg.
“Vanuit Utrecht wel, maar ik woon in Maastricht. Tussen 2013 en 2015 heb ik met een collega een boek geschreven over Nederlandse wijn en de relatie tussen wijn en ondergrond. De combinatie van geologie en gastronomie in Zuid-Limburg beviel zo goed, dat we hierheen zijn verhuisd.”
Hoe lang blijft dit kernhuis er?
“De komende jaren verzamelen we hier gesteente uit het zoekgebied, zodat we de beste locatie voor de hoekpunten en buizen van de Einstein Telescope kunnen bepalen. Als er is besloten waar die installatie komt en als de bouw gereed is, dragen we het gesteente over aan de landen waar het is opgeboord. Dit soort studies geeft namelijk een schat aan informatie over wat er in de bodem zit. Bijvoorbeeld om te kijken waar je warm water vindt voor energie uit geothermie. Goed onderzoek levert altijd iets interessants op.”