‘Het onderzoek rendeert vandaag al’
Technologische doorbraken voor de Einstein Telescope zijn veel breder inzetbaar dan voor het meten van zwaartekrachtsgolven. R&D-coördinator Jürgen Van Gorp brengt wetenschappers en bedrijven samen om onderzoeksresultaten zo snel mogelijk te vermarkten.
Volgens de planning doet de Einstein Telescope in het volgende decennium zijn eerste waarnemingen. Moeten we echt zo lang wachten op resultaten? Gelukkig niet. Onderzoek voor de Einstein Telescope levert nu al resultaten op die we zo snel mogelijk naar onze bedrijven willen brengen.
“Denk zo vroeg mogelijk na hoe bedrijven kunnen profiteren van jullie onderzoek.” Die goede raad kregen we van twee andere “Big Science” projecten. Bij de deeltjesversneller CERN in Zwitserland en het kernfusieproject ITER in Frankrijk hebben ze al heel wat jaren ervaring met de vertaalslag van fundamenteel onderzoek naar vermarktbare technologie.
Ook bij de Einstein Telescope willen we fundamenteel onderzoek zo vroeg mogelijk breder inzetten. Dat kan zelfs vandaag al, lang voor we echt beginnen te bouwen. Een prachtig voorbeeld is het ontwerp van een nieuwe machine om de vacuümbuizen te lassen in de tunnels. De oplossing die hieruit komt, zal ook bruikbaar zijn voor buizensystemen in andere sectoren zoals de gasindustrie.
Alle drie de EMR-landen dragen eraan bij: een Duits bedrijf levert de technologie om te lassen in een vacuüm, een Belgisch bedrijf maakt de machine om roestvast staal tot buizen te plooien en een Nederlands bedrijf onderzoekt hoe we uit die buizen snel en flexibel aftakkingen en flenzen kunnen trekken. Het werk gebeurt in nauwe samenwerking met universiteiten uit de drie landen en met aansturing door het CERN.
Zulke doorbraken willen we meer. Daarom hebben we bij het projectbureau voor de Euregio Maas-Rijn (EMR) in Maastricht valorisatie-experts bijeengebracht uit België, Duitsland en Nederland. Ik ben lid van het Vlaamse team in de club. Dat is slechts één van mijn taken. Als R&D-coördinator praat ik ook met onderzoekers aan de Vlaamse universiteiten om te ontdekken wat de uitdagingen zijn. Dat onderzoek stemmen we dan af met de R&D-coördinatoren uit Nederland, Duitsland en Wallonië.
Het is ronduit heerlijk voor een techneut zoals ik om dit mee te mogen volgen. Ik leer voortdurend bij universiteiten en bedrijven wat er ontwikkeld wordt en waar we nog tegenaan lopen. Dat werkt in twee richtingen. Wij maken gebruik van bedrijven uit de regio om voor ons toptechnologie te ontwikkelen. Anderzijds profiteren die bedrijven van het onderzoek dat wordt gedaan aan de universiteiten en kennisinstellingen. Daarmee kunnen zij hun producten verder verbeteren.
Voorbeelden? Die zijn er al genoeg. Nederland werkt aan nieuwe trillingvrije koelinstallaties die mogelijk bruikbaar zijn voor toekomstige quantumcomputers. Belgisch onderzoek naar spiegelcoatings is mogelijk toepasbaar in de chiptechnologie, of in UV-filters voor de bouw of voor zonnecellen. En Duits laseronderzoek is interessant voor de auto-industrie, in LIDAR-systemen om afstanden te meten.
Voor de Einstein Telescope is onderzoek nodig in allerlei technologieën, van geologie en materiaalkunde tot controletheorie. Het gaat over theoretische modellen, quantumtheorie, de praktische technologie van de spiegels en lasers, of de ecologische impact zodra de boorkoppen de grond in gaan.
Het is een prachtige job om al die specialisten samen te brengen en te zien hoe daar nieuwe ideeën uit groeien. En om die informatie door te spelen naar bedrijven en scholen. Want ook dat is een van mijn taken in het team: de telescoop promoten bij bedrijven, organisaties en scholen. Als we de enorme technologische uitdagingen uitleggen aan bedrijven en scholen, is de reactie dikwijls: “hoe is het mogelijk?”
Wel, daar werken wij aan.
—Jürgen Van Gorp