Boorcampagne Einstein Telescope EMR: ‘veelbelovende resultaten’
De resultaten van de boorcampagne zijn ‘veelbelovend’. Deze voorlopige conclusie leverde enthousiasme op tijdens de recente ministeriële top. Vanuit het projectbureau Einstein Telescope EMR duiden directeur Hans Plets en technisch manager Wim Walk de betekenis van die voorlopige conclusie.
Om te beginnen: hoe was de ministersconferentie?
Hans Plets: ‘Het zijn altijd belangrijke momenten. Heel veel mensen vanuit ons projectbureau, vanuit universiteiten, bedrijven, kennisinstellingen en lokale overheden zijn elke dag bezig met het onderzoeken naar de haalbaarheid van de Einstein Telescope in dit gebied. De ministersconferentie is een van die momenten waarop alle lijnen in de top van onze organisatieboom samenkomen. Voor ons is het dan altijd wel een beetje spannend hoe gereageerd wordt op de vorderingen.’
En?
Hans Plets: ‘Positief. Tevreden en eigenlijk wel enthousiast. Zeker ook over de aankondiging van het Vlaams kabinet dat er een eerste reservering van 200 miljoen voor de Einstein Telescope is gedaan. Als Vlaming vind ik dat uiteraard een goed signaal. Zelf heb ik samen met Arjen van Rijn een aantal ontwikkelingen vanuit het projectbureau mogen schetsen. Het was natuurlijk niet allemaal compleet nieuw voor de ministers. We bespreken de voortgang regelmatig met hun ambtenaren.’
Als voorlopige conclusie van de boorcampagne is bekendgemaakt dat de diepe ondergrond geschikt is. Hoe moeten we daarnaar kijken?
Wim Walk: ‘Eigenlijk precies zoals in het persbericht staat: dat de eerste resultaten veelbelovend zijn. De voorlopige conclusie is inderdaad dat de ondergrond in het grensgebied van België, Nederland en Duitsland voldoende stabiel is en mogelijkheden biedt voor de bouw van de ondergrondse telescoop. Maar daar moet wel aan toegevoegd worden dat het een tussenstand is: nog niet alle analyses zijn uitgevoerd en de laatste van elf boringen loopt momenteel nog.’
Waarom dan toch al een voorlopige conclusie trekken en niet gewacht op de definitieve resultaten?
Wim Walk: ‘We hebben de afspraak dat we met regelmaat de tussenbalans opmaken. Dan kijken we of we tegen zaken aanlopen die de bouw van de Einstein Telescope onmogelijk zouden maken. ‘Showstoppers’ noemen we dat. We werken immers met belastinggeld. Het zou verkeerd zijn te blijven boren of onderzoeken terwijl je eigenlijk al weet dat het allemaal onmogelijk is.’
Valt er meer over te zeggen?
Wim Walk: ‘De boorcampagne is natuurlijk belangrijk want de diepere ondergrond moet stabiel genoeg zijn om er tunnels in te kunnen boren. Welke lagen kom je tegen en uit welke gesteenten bestaan die lagen? Geologie dus. Maar ook: zijn die gesteenten geschikt om er een tunnel in te boren? Dan gaat het om civiele techniek. Een ander aspect dat onderzocht wordt is of het hydrologisch allemaal kan. Maar de voorlopige conclusie is dus dat we geen showstoppers zijn tegengekomen. Anders gezegd: we durven als tussenstand te zeggen dat – als het om de diepere ondergrond gaat, het zou moeten lukken. En dat zeggen we niet alleen; we hebben ook een onafhankelijke instantie gevraagd een review te doen.’
Wie dan?
Wim Walk: ‘Dat is TNO, de Nederlandse organisatie voor toegepast natuurwetenschappelijk onderzoek. In een review zegt het hoofd van de geologische dienst van TNO het eens te zijn met de conclusie van ons onderzoeksteam. Namelijk dat er op basis van de tot nog toe verkregen resultaten geen factoren zijn geïdentificeerd die het ET-EMR project onuitvoerbaar zouden maken. Dat gaat niet alleen over de stabiliteit van de bodem, maar ook over vragen als waar en hoe je de tunnels kunt bouwen.’
Wie zijn verantwoordelijk voor die boringen?
Wim Walk: ‘De boringen zijn uitgevoerd door het Zwitserse bedrijf Stump, dat heel veel ervaring heeft op dit gebied. Gestuurd door ons projectbureau is een samenwerkingsverband opgezet tussen organisaties vanuit industrie, onderzoeksinstituten, universiteiten en bedrijven. Zo leidde Bjorn Vink van Nikhef Amsterdam de boorcampagne met belangrijke ondersteuning van Marius Waldvogel vanuit RWTH, Aken. Vanuit de universiteit van Luik was Philippe Orban verantwoordelijk voor de eerste hydrologische metingen. Het geologische onderzoek werd geleid door Geert-Jan Vis van de Geologische Dienst Nederland met belangrijke ondersteuning van de geologen Yves Vanbrabant vanuit federaal België en van Rudy Swennen vanuit de KU Leuven.
Een lange lijst.
Wim Walk: ‘Eigenlijk is die nog veel langer. Bedrijven hebben ons op specifiek technisch vlak ondersteund. We hadden uiteraard vergunningen nodig. De omgeving moest worden geïnformeerd, onder andere met 10 publieksbijeenkomsten in volle zalen. Op de boorplaatsen zijn kijkmomenten georganiseerd voor geïnteresseerd publiek. Daar zijn veel mensen op afgekomen. Op enkele plaatsen zijn eerst specifieke natuur- en milieu-onderzoeken uitgevoerd. In Obsinnich in Vlaanderen is bijvoorbeeld gecheckt of het leefgebied van de beschermde hazelmuis op voldoende afstand lag. En op advies van een ingeschakelde ecologe hebben we de boring op de parkeerplaats in het Vijlenerbos verschoven tot na het broedseizoen. Die boring loopt op dit moment nog. Alle boorstaven worden uiteindelijk naar onze speciale loods in Aubel gebracht voor registratie en geologische analyse.’
Een grote stap dus?
Wim Walk: ‘Jazeker, maar onmiddellijk met de aantekening dat het een tussenstand is en er nog veel gedaan moet worden. We onderzoeken of er nog aanvullende boringen nodig zijn. Die kans is reëel. Maar niet alleen op geologisch gebied is er nog veel te doen. De hydrologische situatie in de ondergrond moet in detail gemeten en geëvalueerd worden. Ook moet uit seismisch onderzoek blijken of er niet te veel bovengrondse trillingen, zeg maar: ruis, tot in de diepere bodem doordringen. We kunnen alleen maar goede metingen naar zwaartekrachtgolven doen als het op 250 meter diepte bijna helemaal ruisvrij is.’
In het persbericht van het ministerie stond dat dit nog niks zegt over de drie hoekpunten van de Einstein Telescope.
Hans Plets: ‘Dat klopt. Die diepe ondergrond moet uiteraard oké zijn, maar ook op tal van andere vlakken moet het kloppen. Denk aan de manier waarop we de telescoop kunnen bouwen. Denk aan de effecten op de omgeving en hoe je daarmee omgaat. Denk aan de manier waarop we de logistiek tijdens de bouwfase denken in te richten. Denk aan de mate van duurzaamheid. Etcetera, etcetera. We zijn optimistisch, maar we willen ook realistisch zijn. Dus: ja, we hebben een stap gezet, maar er moeten nog heel veel andere stappen met een goed resultaat volgen om de finish te halen.’
Nu een voorlopige conclusie. Wanneer volgt de definitieve?
Hans Plets: ‘Lastige vraag. Onderzoeken lopen soms parallel. De uitkomst van het ene onderzoek kan betekenen dat een ander onderzoek niet meer nodig is of juist uitgebreid moet worden. Het hangt allemaal met elkaar samen. Een harde datum kan ik niet noemen, hoe graag ik dat zou willen.”